KNNV afd. regio Delft tegen de 380kV bovengronds
Datum: 1 mei 2007.
Onderwerp: Startnotitie MER 380 kV Hoogspanningsverbinding
Wateringen - Zoetermeer
Kenmerk: POE, 20070501
Inspraakpunt
Postbus 30316
2500 GH DEN HAAG
Geachte mevrouw M.J.A. van der Hoeven,
Als natuurvereniging voor Delfland wil de KNNV afd. Regio
Delft in het bijzonder pleiten voor het in de MER opnemen van
het onderzoek naar de natuurwaarden die in het gedrang komen
door de aanleg van de 380 kV leiding. Tegelijkertijd zijn wij
van mening, dat in het bijzondere veenweidegebied tussen
Pijnacker - Nootdorp, Lansingerland, Delft en Midden Delfland de
onderlinge historische en actuele relatie tussen de
natuurwaarden en de culturele waarden met de locale economische
positie van het gebied in hun samenhang onderzocht moeten
worden.
In het kader van de MER is in het in samenhang onderzoeken van
natuur- en cultuurhistorische aspecten met de locale economische
aspecten wellicht een juridisch novum. Wij verwijzen naar
paragraaf 5.2.6. blz. 57 'Overige aspecten' van uw Startnotitie
waar gesteld wordt dat o.a. het kostenaspect wordt meegenomen.
Wij pleiten er voor om dit aspect uit te breiden tot onderzoek
naar de bedreigingen, de schade en kosten voor de locale
economie.
De bijzondere positie van het gebied berust immers op de
samenhang tussen natuur, cultuur en economie. Als minister van
Economische Zaken voor het Christen Democratisch Appèl moet
deze samenhang in het kader van het rentmeesterschap voor u van
speciale betekenis zijn.
Achtereenvolgens zullen wij kort aangeven welke
natuurhistorische en cultuurhistorische waarden en welke locale
economische aspecten zich verzetten tegen een bovengrondse
aanleg. Overigens ondersteunen wij mede het verzoek van het
Belangenplatform Tanthof uit Delft om ook de medische aspecten
van een bovengrondse aanleg grondig te onderzoeken.
Natuurhistorische waarden
De MER dient de volgende natuurhistorische waarden te
onderzoeken en mee te laten wegen:
1. De Ecologische Hoofd Structuur
De Groenblauwe Slinger (GBS) tussen Delft en Zoetermeer is op
een aantal plaatsen van kritische omvang en staat sterk onder
druk als onderdeel van de Ecologische Hoofd Structuur. Als
tegenwicht voor de toegenomen verstedelijking wordt juist deze
groenblauwe structuur ontwikkeld waarbij forse investeringen
zijn gemoeid, die door de gezamenlijke overheden in
verschillende overeenkomsten zijn vastgelegd. De GBS verbindt
het Kleine Groene Hart (Midden-Delfland) met het grote Groene
Hart in Midden-Holland. De aanleg van een bovengrondse
hoogspanningsleiding snijdt als een mes deze verbinding
doormidden.
2. De Zuidpolder van Delfgauw
De Zuidpolder van Delfgauw is aangewezen als compensatiegebied
als gevolg van verlies van het areaal aan veenweidengebieden.
Compensatie in een compensatiegebied is ons inziens onmogelijk.
3. Drie beschermde vogelreservaten
Binnen het zoektracé tussen Pijnacker, Delft en Midden-Delfland
liggen drie beschermde vogelreservaten: de Ackersdijkse Plassen,
de Eendenkooi Zuidpolder en de Eendenkooi Schipluiden. In dit
gebied verblijven vele vogelsoorten waaronder rode lijstsoorten,
die in het gebied zelf en de aanliggende veenweidenpolders (in
dit verband vooral de Zuidpolder van Delfgauw, De Polder van
Biesland, de Ackersdijkse Polder, de Lage Abtswoudsche Polder,
de Polder Noord Kethel, de Zouteveense Polder, de Kerkpolder, de
Klaas Engelbrechts Polder en de Woudse Polder) foerageren. In de
winterperiode vinden hier grote aantallen overwinteraars hun
rustplaats. Het gaat om duizenden smienten en wintertalingen,
kuifeenden, slobeenden en krakeenden, tafeleenden en
pijlstaarten enz. Verder bevinden zich hier jaarrond een kolonie
aalscholvers, groepen grote zilverreigers en lepelaars en in
toenemende mate roerdompen. Tevens is het hele gebied van groot
belang voor de duizenden grauwe-, kol-, brand-, kleine riet-,
Canadese, Nijl- en Indische ganzen en kleine-, wilde en
knobbelzwanen.
Een aantal organisaties in het gebied, waaronder met name de
omliggende gemeenten via het Groenfonds en de Agrarische
Natuurvereniging Vockestaert, investeren veel geld en tijd in
het behoud van de weidevogelpopulatie met grutto's, wulpen,
tureluurs, veldleeuweriken, kemphanen, patrijzen en kieviten
etc. Het behoud van de grutto, als één van de meest bedreigde
weidevogels in het gebied, vormt hiervan de speerpunt.
Midden-Delfland is tevens een van de resterende broedgebieden
van de steenuil, waarvoor een apart beschermingsprogramma is
opgezet.
Tot slot willen wij als KNNV in het bijzonder wijzen op de grote
populatie gierzwaluwen met name in de oude Delftse binnenstad,
die de omliggende veenweidengebieden gebruiken om te foerageren.
Deze groep vogels blijft in uw Startnotitie ongenoemd.
De gevolgen van de aanleg van een bovengrondse
hoogspanningsleiding op de vogelbewegingen en de vogeltrek
overdag, maar met name ook 's nachts, zijn in strijd met de
Flora- en faunawet. Het treffen van compenserende maatregelen in
het kader van de wet achten wij onmogelijk, omdat er simpelweg
niet méér veenweidengebieden in dit gebied zijn.
4. Vleermuizenkolonies
In de Startnotitie wordt alleen het voorkomen van
vleermuissoorten in Deelgebied 1 Wateringen - Zuidwest Delft (de
ruige en gewone dwergvleermuis) en in Deelgebied 3
Delft-Pijnacker (ruige en gewone dwergvleermuis, meervleermuis
en laatvlieger) genoemd. Terloops wordt gemeld dat het hier
slechts een foerageerfunctie betreft aangezien vleermuiskolonies
niet bekend zijn.
In de eerste plaats kan opgemerkt worden dat ook in Deelgebied 2
Delft Zuid langs het bebouwingslint van Abtswoude wel degelijk
het voorkomen van de ruige en gewone dwergvleermuis en de
meervleermuis geconstateerd is.
Ten tweede wordt het niet bekend zijn van vleermuiskolonies
simpelweg veroorzaakt door het feit dat daarnaar tot nu toe nog
onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden. Onze stelling is dat
indien onderzoek naar het voorkomen van vleermuiskolonies wordt
gedaan, zal blijken dat deze wel degelijk in het gebied
voorkomen. De KNNV pleit er dan ook voor dit onderzoek in het
kader van de MER te laten verrichten. Tevens dient onderzocht te
worden wat het effect van een bovengrondse hoogspanningleiding
is op het voorkomen van foeragerende vleermuizen en de
voorkomende kolonies.
De Startnotitie heeft gelijk als gesteld wordt dat delen van
het veenweidegebied geen beschermde natuurfunctie hebben. Maar
dit ontkent volledig de grote en gezamenlijke inspanningen van
de overheden, natuurorganisaties, boeren en burgers in het
gebied om de aanwezige natuurwaarden te beschermen en te
ontwikkelen. De aanleg van een bovengrondse hoogspanningsleiding
maakt het welhaast onmogelijk dat het gebied in de toekomst als
beschermd natuurgebied zal kunnen worden aangewezen.
PM: In de Startnotitie wordt in paragraaf 2.3.3 'Gemeentelijk
niveau' in tabel 2.3 het bestemmingsplan Buitengebieden van de
gemeente Delft niet genoemd. De uitgangspunten en bepalingen van
dit bestemmingsplan botsen ons inziens volledig met een
bovengrondse aanleg.
Cultuurhistorische waarden
Midden-Delfland is sinds 1999 aangewezen als
Belvédèregebied. Het is een bijzonder veenweidegebied,
karakteristiek door zijn specifieke en nog goed leesbare
ontstaansgeschiedenis. Het is een open landschap van graslanden,
sloten, koeien, geriefbosjes, knotwilgen en erven en een
archeologische goudmijn met een geschiedenis die teruggaat tot
ver voor de Romeinse aanwezigheid. Het specifieke van dit gebied
is vooral de combinatie van intimiteit en open ruimte. Dit
karakter zou door de enorme visuele impact van de bovengrondse
hoogspanningsleiding, naast de al bestaande grote
infrastructurele werken (spoorwegen, snelwegen en de bestaande
150 kV leiding) met één klap worden vernietigd. Een
belangrijke rol speelt hierbij dat, in tegenstelling tot de
bestaande infrastructuur, de nieuwe hoogspanningsleiding het
beeld van het landschap in oost-westrichting doorsnijdt. Dat is
één doorsnijding te veel.
Locale economische positie
In toenemende mate is voor de ontwikkeling van een gezonde
locale economie in het Kleine Groene Hart een integrale
benadering van natuur, cultuur, landschap, zorgverlening,
recreatie en melkveehouderij van groot belang. De overheden en
inwoners van het gebied onderkennen deze integrale benadering
steeds meer. Van de vele initiatieven, die blijk geven van deze
integrale benadering noemen wij er slechts twee:
1. Reconstructiewet Midden Delfland 1977
Deze wet heeft de grondslag gelegd voor een integrale
benadering. Voor zover ons bekend is de Reconstructiewet nog
steeds van kracht. De aanleg van de leiding dient derhalve
getoetst te worden aan de doelstelling van deze wet. Artikel 2
luidt als volgt: "Ter bevordering van een goede ruimtelijke
ordening en in verband daarmede ter behartiging van de belangen
van de landbouw, van natuur en landschap en van de
openluchtrecreatie in Midden-Delfland, vindt aldaar een
reconstructie plaats op de voet van het bepaalde in deze
wet." Ons inziens botst de aanleg van een bovengrondse
leiding in elk geval met de doelstelling van de
Reconstructiewet.
2. Groenfonds Midden Delfland
Dit Groenfonds is opgericht door de gemeenten in het gebied. De
doelstelling is de melkveehouderij te ondersteunen, nieuwe
ecologische verbindingen tussen stad en platteland te realiseren
en recreatieve ruimte voor omliggende steden te scheppen.
Inmiddels is een krachtige vereniging van melkveehouders en
burgers opgericht. Dit is de Agrarische Natuurvereniging
Vockestaert (ANV), gesteund door de Westelijke Land- en
Tuinbouworganisatie. De ANV realiseert mede de doelstellingen
van het Groenfonds. Dit heeft er toe geleid dat de natuurlijke,
cultuurlijke, recreatieve en economische positie van het gebied
is versterkt. De aanleg van een bovengrondse
hoogspanningsleiding doorkruist deze aanpak. Dit zal ons inziens
niet opwegen tegen de meerkosten van een ondergrondse aanleg
die, naar wij van een woordvoerder van Tennet begrepen hebben,
afgeschreven kan worden over een periode van 25 jaar.
De KNNV pleit er voor alle genoemde juridische, natuur- en
cultuurhistorische, recreatieve, maatschappelijke en economische
aspecten integraal te onderzoeken in de MER. Wij zijn er van
overtuigd dat, indien de aanleg van de hoogspanningsleiding al
noodzakelijk is, het onderzoek in het kader van de MER zal
uitwijzen dat alleen een ondergrondse aanleg aanvaardbaar kan
zijn en dan nog alleen door met de uiterste zorgvuldigheid
rekening te houden met alle door ons genoemde aspecten.
Hoogachtend
G. van Poelgeest, H. van 't Hart
voorzitter secretaris Natuurbescherming |